De Aanbidding van het Lam Gods

VIJD en BORLUUT

Beiden sereen, voornaam, biddend

Zij zijn de opdrachtgevers om het retabel te laten schilderen
Ze nodigen ons als het ware uit om heel het verhaal van de verlossing te ontdekken
De ware reden om "te investeren" in het bouwen van een kapel in de kerk en te versieren is uiteraard het verkrijgen van "aflaten", een vrijbrief voor hun zonden en de zonden van hun voorouders en mogelijke nazaten

Joos of Judocus Vijd

Hij was heer van Pamel (toen zelfstandig, nu Oudenaarde) en Ledeberg (bij Gent) (heere van Pamele ende van Leedberghe)
Joos Vijd huwde met Lysbette/Elisabeth/Isabella Borluut
Het huwelijk bleef kinderloos. Joos Vijd overleed te Gent in 1439

De familie woonde te Gent, waarschijnlijk in de Scheldestraat (nu Gouvernementstraat)
Herhaalde malen was hij schepen, in 1433-1434 zelfs 'voorscepene' (= burgemeester) van Gent

Vermogend als hij was en trouw lid van de Sint-Jansparochie, liet hij op eigen kosten in zijn parochiekerk Sint-Jan (thans de Sint-Baafskathedraal) een kapel (die nog altijd de Vijdkapel wordt genoemd) bouwen en versieren en in de sluitsteen van het gewelf zijn wapen en dat van zijn vrouw aanbrengen
Om de kapel nog meer luister te geven bestelde hij bij de gebroeders Van Eyck een retabel: het meesterlijk geschilderde "Lam Gods"
Ondanks hun rijkdom zijn ze beiden "eenvoudig" gekleed, hun mantels hebben geen goudborduursels en zijn niet versierd met juwelen, dit in tegenstelling tot figuren in het middenpaneel (bij open stand)
Beiden knielen en bidden, nederig

Door het te schenken aan de kerk verzekerden Joos en Isabella hun zielezaligheid en die van hun voorouders met een dagelijkse mis "Ter ere van God, zijne gebenedijde moeder en alle zijne heiligen"

overeenkomst (akte)

"Ter heere van Gode,
ghebenedider moeder ende
allen zinen helighen omme
huerlider en haerder voerders
zielen zalicheden ordineeren
moesten ende stichten eene
eeuwelike ende erveliken
dienst van eenre messen alle
daghe in de cappelle ende
ten autaere die sij met haren
goede van nieus hebben
doen maken?"

In het Land van Waas had Joos Vijd verschillende lenen: het hof te Walle, een buitenverblijf te Waasmunster, een visserij. Omstreeks 1414 stichtte hij te Beveren een godshuis en begiftigde het met gronden. Samen met andere grootgrondbezitters liet hij na 1415 in het Land van Waas ongeveer 500 hectaren Scheldepolder indijken. Maar ook al had hij er meerdere eigendommen toch leert een opsomming van de pachtgoederen dat het eigen goed binnen Pamel belangrijker was dan al de gronden samen die hij in het Land van Waas bezat

Op de onderste lijsten van de buitenluiken van het retabel staat volgend vierregelig vers:

Pictor Hubertus Eeyck major quo nemo repertus
incepit pondusque Johannes arte secundus
(frater) perfecit Judoci Vijd prece fretus
VersU seXta MaI Vos CoLLoCat aCta tUerI
(1xM=1000; 3xC=3x100=300; 2xL=2x50=100; 1xX=10; V=U=4x5=20; 2xI=2, samen 1432)

Vrij vertaald: "Schilder Hubertus van Eyck, een groter heeft niet bestaan, is met dit werk begonnen en zijn (broer) Johannes, de tweede in de kunst, heeft die zware taak voltooid op verzoek van Joos Vijd. Door dit vers plaatst (hij) onder uw hoede wat tot stand kwam op zes mei (1432)"

Het jaar 1432 werd gevormd door een chronogram dat in het laatste vers met rode letters was geschilderd. In de jaren 1932-33 werd rond dit kwatrijn een hevige polemiek gevoerd, in zoverre zelfs dat sommige auteurs het bestaan van Hubert van Eyck ontkenden

paneel per paneel 2

Details over architectonische details in het werk vind je hier.